Ik gooi wat zand over een sintel
dat vlam en vonk tot rusten brengt
zodat hij niet meer kolen krengt
of beestjes naar zijn lichtje wenkt
De overheersing is voorbij
het kolenpad
de slavernij
de lieve vrede is nabij
weerklinkt in schimmen
en in mij
ik zei
de woorden die men zocht
en zweeg nadien
De dodenmars is hem ontzien
hij kreeg
zoals hij het
verdient.